Voor het eerst in een-en-dertig seizoenen
zagen Andriesse en Metz af van een poldertocht. De vrijdagavond ervoor had Metz
een bruiloft in de omgeving van Veenendaal die tot in de kleine uurtjes zou
duren. Met een kop koffie en een krentenbol achter de kiezen reed hij samen met
zijn vrouw en Andriesse ’s nachts per auto naar het Observatorium.
Voor polderloper Metz heeft het Observatorium een zeer speciale betekenis. Na afloop van de lentetocht van 1991 trof hij zijn latere vrouw Karin de Graaff als ‘belangstellende’ aan bij de zonsopkomst. Ruim vijf jaar later besloten ze te trouwen. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de huwelijksvoltrekking in het Observatorium plaats zou vinden. De gemeente Lelystad, toch niet verwend met huwelijksverzoekjes van buitenaf, kon of wilde destijds niet aan dat verzoek voldoen.
In gezelschap van priesterstudent Henri ten
have ging het in rap tempo van Elburg naar het Observatorium. Ten Have wilde de
volgens hem zeer suspecte en naar oprecht heidendom neigende belangstelling van
zijn vrienden voor zonnewendes wel eens aan een nauwkeurig onderzoek
onderwerpen.
Na Urk was Emmeloord pas de tweede echte
kennismaking met de Noordoostpolder. Een polder waar het ideaalbeeld uit de
jaren vijftig is bevroren in rood bakstenen dorpen met evenveel kerken als
zuilen. Vanuit Emmeloord bereikten Andriesse en Metz het dorp Nagele. Een dorp
dat destijds met bijzonder veel idealisme door ‘moderne’ architecten was
ontworpen. Platte daken, dat was het unieke verkooppunt toen deze plaats in
1962 werd opgeleverd. Veel van dit dorp kregen Andriesse en Metz niet mee.
Tijdens een korte pauze tegenover restaurant ‘Schokkererf’ discussieerden ze
vooral over de buiging van de letter ‘V’ die Metz als onderdeel van een logo
had ontworpen. Een logo voor het bedrijf ‘De Vervoering’ waarvoor Andriesse
destijds tijdelijk en zijdelings werkzaam was.
Toen Andriesse en Metz zich voor de tiende
keer opmaakten voor een tocht naar het Observatorium, realiseerden ze zich dat
een mijlpaal was bereikt. De tochten naar Lelystad waren niet zomaar
wandelingen meer door de polder maar maakten del uit van de leefstijl van de
inmiddels als kunstenaars gediplomeerde polderlopers.
Nadat de vorige twee tochten vooral langs de
voormalige Zuiderzee waren gegaan, besloten Andriesse en Metz dit keer om recht
door zee te gaan. De route over de Houtribdijk was al eens door Metz gelopen in
het kader van zijn ‘geestverruimende’ wandelingen. Het nachtelijke decor zou
aan dit aspect ongetwijfeld een extra dimensie geven dachten de polderlopers
vol verwachting.
Het uitstapje in Zuidelijk Flevoland (lente
1991) was de polderlopers goed bevallen. Reden genoeg om de provincie Flevoland
verder te verkennen en ook eens in de Noordoostpolder te gaan kijken. Het
eiland Urk lag voor de hand en bleek bovendien het eindpunt van buslijn 141
vanuit Kampen.
Het voorzichtige zonnetje van de vorige tocht
(winter 1990) had het wakkerende vuurtje aangeblazen. Andriesse en Metz hadden
nu de smaak te pakken en zouden niet stoppen voor ze een perfect zonsopkomst
zouden zien boven, wat ze ondertussen al ‘hun’, Observatorium noemden. Weer
werd er gretig op de landkaart gekeken. Vanuit Almere werd in een rechte streep
langs het Markermeer naar Lelystad gelopen.
Het leek er op dat Andriesse en Metz er na vijf mislukte pogingen een erezaak van hadden gemaakt om toch een keer een perfecte zonsopkomst in het Observatorium te willen aanschouwen. De wandeling over de Elandweg had de wandelaars nieuwsgierig gemaakt naar de rest van de polder. Daarom werd voor deze zesde tocht een andere topografische invalshoek gekozen. Vanuit Elburg werd via Biddinghuizen in een straf marstempo een geheel nieuwe hoek van de polder verkend.
Maarten Metz was in de zomer van 1990 samen met Gunter Gruben hopeloos verdwaald en verstrikt geraakt in de maquisstruiken op het snikhete Corsica. Oorzaak van deze dwaaltocht was, volgens Metz, de wandelgids die ze hadden gebruikt. ‘Wanneer u nu naar rechts kijkt ziet u vanachter een vervallen muurtje roofvogels verschrikt opvliegen’, juichte de beschrijving. Net als het jaar daarvoor in de Pyereneëen stond een gefrustreerde en door heimwee bevangen Metz moedeloos op een bergtop. ‘Langer blijf ik op reis, verder van huis sta ik stil. Heimwee dwarsboomt mijn wil’ citeerde hij Ed. Hoornik terwijl hij de reisgids het dal inslingerde.